De Eerste Kamer is op 8 november akkoord gegaan met het wetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren. Dit betekent dat de rechtspositie van ambtenaren, waaronder werknemers in het openbaar onderwijs, gelijkgetrokken wordt met die van werknemers in de marktsector. Vanwege de complexe uitwerking kan de daadwerkelijke invoering nog enkele jaren duren.
De rechtspositie van de meeste ambtenaren (rechters, officieren van justitie, werknemers bij politie en defensie uitgezonderd) wordt gelijkgetrokken met die van werknemers in de marktsector. Het gaat bijvoorbeeld om de regels voor ontslag en flexibele arbeid, zoals vastgelegd in de Wet werk en zekerheid (Wwz), maar ook om alle andere arbeidsregels uit het Burgerlijk Wetboek. Tot nu toe hadden werknemers in het openbaar onderwijs, in de gemeenten, in de provincie, bij het Rijk, bij de belastingdienst, de status van ambtenaar, waarmee zij buiten de bepalingen van de Wwz vielen.
Het is nog onzeker hoe het arbeidsrecht voor werknemers er na de verkiezingen uit komt te zien. Bijna alle partijen hebben plannen om de Wwz te wijzigen.
Kort geding
De rechter in Den Haag doet op donderdag 17 november uitspraak in het kort geding dat de Samenwerkende Centrales Overheidspersoneel (SCO) hadden aangespannen tegen minister Plasterk van Binnenlandse Zaken, die de wet moet bekrachtigen. De bonden eisten begin november op basis van de zogeheten ROP-regeling ‘open en reëel overleg’ met de minister over de consequenties van de wet voor de rechtspositie van ambtenaren. Als de rechter de bonden in het gelijk stelt, betekent dat opnieuw vertraging voor het wetsvoorstel. Plasterk kan het wetsvoorstel dan pas bekrachtigen als dat overleg plaatsgevonden heeft.
Met het aannemen van de wet komt een einde aan een langdurend debat. Het wetsvoorstel werd in november 2010 al ingediend. De verwachting is dat Plasterk en zijn opvolger de komende jaren druk zijn met het opstelling van invoeringswetgeving. Meer dan 100 andere wetten moeten worden aangepast.